Werkwoorden vervoegen
tafelen
Tegenwoordige tijd tafelen
Ik tafel
Jij tafelt
tafel jij?
U tafelt
Hij/Zij/Het tafelt
Wij tafelen
Jullie tafelen
Zij tafelen
Verleden tijd van tafelen
Ik tafelde
Jij/U tafelde
Hij/Zij/Het tafelde
Wij tafelden
Jullie tafelden
Zij tafelden
Voltooid deelwoord van tafelen
getafeld
Tegenwoordig deelwoord van tafelen
tafelend