sturen - Werkwoord
1. (inerg) de richting bepalen waarin een schip zich voortbeweegt
♢ De kapitein stuurde behendig rond alle hindernissen.
2. (inerg) het stuur van een auto bedienen
♢ Omdat ik nog geen rijbewijs heb, mag ik voorlopig niet sturen.
3. (inerg) de instructies van een roer of stuur opvolgen
♢ Kleine wagentjes sturen gemakkelijk; dat is een voordeel in het drukke stadsverkeer.
4. (ov) de richting bepalen waarin [een voertuig] zich voortbeweegt
♢ De rallyrijder stuurde zijn wagen razendsnel door de bochten.
5. (ov) zorgen dat [een situatie] zich in een bepaalde richting ontwikkelt
♢ Zijn onverwachte komst stuurde ons plannetje volledig in de war.
6. (ov) zorgen dat [een toestel] de gewenste taken uitvoert
♢ Met één enkele afstandsbediening kon ze alle elektronica bij haar thuis sturen.
7. (ov) [een persoon] ergens heen doen gaan
♢ De leraar stuurde een van zijn obstinate leerlingen naar huis.
8. (ditr) zorgen dat [een brief of ander bericht] zijn bestemming bereikt
♢ Elk jaar stuur ik mijn tante een kerstkaart.
♢ Ik stuur een brief.
♢ Ik stuur mijn moeder een brief.
♢ Ik stuur een brief aan mijn moeder.
9. (ov) ~ tot (verouderd) [een woord of blik] tot iemand richten
♢ De norse veldheer stuurde een strenge blik tot zijn verzamelde bataljon.
sturen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stuur
Woordherkomst
(erfwoord) afkomstig van:
Middelnederlands: sturen
:Germaans: *steurjan
::Indo-Europees: -
Synoniemen
[4] leiden
[6] bedienen, besturen
[7-8] zenden
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: