strak - Bijvoeglijk naamwoord
1. nauwzittend, zonder plooien, glad
♢ Ze draagt een wit T-shirt boven een strakke spijkerbroek.
♢ Met een strak gezicht houdt hij vol dat hij het niet gedaan heeft.
2. streng, zonder uitzonderingen
♢ In zijn huis gelden strakke regels.
♢ De sporter werkt volgens een strak schema.
3. zonder franje, recht toe recht aan
♢ Die kunststroming wordt gekenmerkt door functionaliteit en strakke vormgeving.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: