steiger - Zelfstandignaamwoord
1. (waterstaat), (scheepvaart) een vaak houten constructie die het water insteekt en waaraan een boot kan afmeren
♢ Het jacht ligt nu veilig aan de steiger afgemeerd.
2. (bouwkunde) een tijdelijke constructie van palen en werkplateaus die bouwvakkers een werkvloer verschaffen bij bouw- en onderhoudswerk
♢ Met een bouwlift brengt men de bouwmaterialen op de steiger.
steiger - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steigeren
♢ Ik steiger
2. gebiedende wijs van steigeren
♢ steiger!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steigeren
♢ steiger je?
Synoniemen
[1] landhoofd, pier, vlonder
[2] bouwsteiger
Verwante begrippen
[1] aanlegplaats, bolder, kade, meerpaal, rede, steigerpaal, [2] bouwerij, metselwerk, nieuwbouw, opperman
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: