Gepubliceerd op 02-11-2017

speaker

betekenis & definitie

speaker - Zelfstandignaamwoord
1. (beroep) (politiek) omroeper, voorzitter Angelsaksich parlement
De speaker vroeg herhaaldelijk om stilte toen de parlementariërs luid door elkaar aan het praten waren.
2. (elektronica) een apparaat dat een elektrisch signaal omzet naar geluid
Hij had twee grote speakers in zijn huiskamer.