speaker - Zelfstandignaamwoord
1. (beroep) (politiek) omroeper, voorzitter Angelsaksich parlement
♢ De speaker vroeg herhaaldelijk om stilte toen de parlementariërs luid door elkaar aan het praten waren.
2. (elektronica) een apparaat dat een elektrisch signaal omzet naar geluid
♢ Hij had twee grote speakers in zijn huiskamer.
Gepubliceerd op 02-11-2017
speaker
betekenis & definitie