maat - Zelfstandignaamwoord
1. (m) kameraad, makker, metgezel, vriend
♢ Hij wilde met zijn maten naar de kroeg, maar zijn vriendin was daar niet zo blij mee.
2. (m) (in het kaartspel) partner
♢ Hij speelde de slag naar zijn maat toe.
3. (f)/(m) (gestandaardiseerde) eenheid van lengte, oppervlakte of inhoud
♢ Om de juiste maat af te meten, gebruik je best een maatbeker.
4. (f)/(m) juiste afmeting, geschikt formaat: software op maat, onder de maat
♢ Onze keukenkasten zijn op maat gemaakt om de ruimte optimaal te benutten.
5. (f)/(m) aanduiding van de grootte van een kledingstuk of schoen: een maatje te groot
♢ Toen ik klein was, kocht mijn moeder mijn kleren altijd een maat te groot.
6. (f)/(m) (muziek) manier om een muziekstuk in te delen: maat houden
♢ De dirigent wilde graag beginnen bij maat 46.
Uitdrukkingen en gezegden
♦ De maat vol zijn
ergens genoeg van hebben
♦ Met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden.
op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: