log - Zelfstandignaamwoord
1. (scheepvaart) (verouderd) snelheidsmeter voor zeegaande schepen geijkt in knopen (zeemijlen per uur)
♢ De losse schroef van de log heeft afgedaan en is thans vervangen door een propeller die aan de romp is bevestigd.
2. (wiskunde) afkorting van (briggse) logaritme (grondtal 10)
♢ Log 100 is 2, want tien tot de macht twee is gelijk aan honderd.
log - Bijvoeglijk naamwoord
1. omvangrijk en moeilijk wendbaar
♢ Een olietanker is een groot log gevaarte.
log - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loggen
♢ Ik log
2. gebiedende wijs van loggen
♢ log!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loggen
♢ log je?
♢ Ik log nog steeds een snelheid van acht knopen.
Woordherkomst
Van het Engelse "log" (stuk hout)
Verwante begrippen
[1] bestek, journaal, knoop, koers, positie, snelheid, stophorloge, tijdmeter, vaart, verheid, [2] briggse logaritme, e, exponent, gewone logaritme, grondtal, natuurlijke logaritme, neperiaanse logaritme, macht
Gepubliceerd op 04-12-2017
log
betekenis & definitie