kleed - Zelfstandignaamwoord
1. een stuk weefsel
1. gebruikt als vloer- of tafelbedekking, karpet, tapijt
2. : er lag een prachtig geborduurd kleed op tafel
3. gebruikt als lichaamsbedekking, meestal meervoud, gewaad, kleding
4. : zijn kleren werden gewassen
kleed - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleden
♢ Ik kleed
2. gebiedende wijs van kleden
♢ kleed!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleden
♢ kleed je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Bronnen
Bronnen: