Gepubliceerd op 04-12-2017

karet

betekenis & definitie

karet - Zelfstandignaamwoord
1. rubber, elastiek
Maar in het begin wist je niet dat karet géén Nederlands woord was en senter ook niet (elastiek en zaklantaarn). „Dat zeggen we hier niet, Hans.” Nog voel ik de verontwaardiging toen de juf me corrigeerde.
2. schildpad (zowel het dier als stof waarmee siervoorwerpen zijn bekleed of van zijn gemaakt)
Het gaat om twee vogelsoorten, de socotra-aalscholver en de kroeskop-pelikaan, twee soorten zeeschildpadden, de karet- en de soepschildpad, en ten slotte de dugong, een drie meter grote zeekoe, waarvan het verspreidingsgebied zich uitstrekt van de Oostafrikaanse kust tot aan de Filippijnen.
3. licht karretje

Woordherkomst
uit het Maleis