jouw - Bezittelijk voornaamwoord
1. (informeel) van jou
♢ Is dat jouw auto?
jouw - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jouwen
♢ Ik jouw
2. gebiedende wijs van jouwen
♢ jouw!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jouwen
♢ jouw je?
jouw - Zelfstandignaamwoord
1. uitroep (van vreugde)
2. uitroep (van spot)
Synoniemen
(verbogen) jouwn
Gepubliceerd op 04-12-2017
jouw
betekenis & definitie