jou - Persoonlijk voornaamwoord
1. tweede persoon enkelvoud accusatief (datief) informeel
♢ Hij heeft jou gezien (lijdend voorwerp).
♢ Hij heeft jou dit gegeven (meewerkend voorwerp'').
♢ Hij heeft achter jou gelopen'' (na voorzetsel).
jou - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jouen
♢ Ik jou
2. gebiedende wijs van jouen
♢ jou!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jouen
♢ jou je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: