inzout - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzouten
♢... dat ik inzout
2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzouten
♢... dat jij inzout
3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzouten
♢... dat hij inzout
inzout - Bijvoeglijk naamwoord
1. buitengewoon zout
Woordherkomst
[werkwoord] stam van het werkwoord inzouten, wordt niet gescheiden in een bijzin, de uitgang -t wordt niet uitgesproken of geschreven omdat de stam al op -t eindigt
[bijvoeglijk naamwoord] afleiding van zout (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
Verwante begrippen
in- en inzout
Gepubliceerd op 04-12-2017
inzout
betekenis & definitie