Gepubliceerd op 04-12-2017

inwendig

betekenis & definitie

inwendig - Bijvoeglijk naamwoord
1. in het lichaam bevindend
Hij had last van een inwendige parasiet, die operatief verwijderd diende te worden.
2. in de geest bevindend
Op dat moment was hij inwendig aan het koken.

Woordherkomst
Samenstellende afleiding van in en de stam van wenden met het achtervoegsel -ig

Verwante begrippen
binnenste, intern