homo - Zelfstandignaamwoord
1. mens
2. homoseksueel geaard persoon
♢ De homo kon gelukkig open over zijn geaardheid praten.
Woordherkomst
afgeleid van het Griekse: 'homo-' (zelf, eigen)
Synoniemen
[2] homoseksueel
Verwante begrippen
lesbienne, lesbisch
Gepubliceerd op 04-12-2017
homo
betekenis & definitie