Gepubliceerd op 04-12-2017

herderlijk

betekenis & definitie

herderlijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. zoals past bij een herder en zijn kunde
En in haar verbeelding wacht ze met trillende handen tot Prins Tamino zal naderen, bepruikt, geschminkt en zingend over hun eeuwige vereniging, terwijl een toneelknecht met twee handen het touw vasthoudt, klaar om het decor van de tempel voor dat van het herderlijke berglandschap te wisselen.
2. (figuurlijk) zoals past bij een heerser die misschien het beste voorheeft met zijn onderdanen maar zich niet laat sturen door die onderdanen
'Zes eeuwen lang hebben de kerken van Oost en West in onmin geleefd,' zei Bostock gewichtig. 'In Constantinopel wordt Alexius beschouwd als de gelijke van de paus, hoewel hij zich niet aan de geboden van Rome stoort. De Griekse priesters mogen nota bene trouwen, stel je voor! Bidden tot Jezus of Maria doen ze niet en voor de Heilige Drieëenheid hebben ze evenmin voldoende eerbied. De paus probeert hen met herderlijke brieven op het rechte spoor te brengen.'
Volgens Vision-2030 gaat er inderdaad heel veel veranderen. Maar er zijn grenzen: aan de grondslagen van de oerconservatieve samenleving zal volgens de blauwdruk niet worden gemorreld. Dit laatste is een belangrijk signaal voor de hele umma, de wereldgemeenschap van moslims, inclusief de miljoen soennieten in Nederland. De islam kent geen centraal gezag, maar Saoedi-Arabië is wel het gidsland bij uitstek. De Vision-2030 zou je tussen de regels door dan ook kunnen lezen als een streng herderlijk schrijven.

Woordherkomst
afleding van herder en met het achtervoegsel -lijk

Synoniemen
[1] pastoraal, arcadisch, idyllisch, landelijk, [[bucolisch]
[2] vaderlijk

Antoniemen
[1] grootsteeds