Zelfstandig Naamwoord
goest(e) v
1. (verouderd) smaak, trek
en nogtans schepten zij vermaak in zijnen omgang, omdat deze nietsbeduidendheden haar, slechts bij gebrek aan iets beters, behagen, en goest en vernuft, zelfs in een' ruwer natuurlijken vorm, ook haar, zoowel als den mannen, meer dan het dagelijksch gebeuzel bekoren.’ [3]
't Is in den theater dat de jongeling goeste krijgt naar het kwaad en de weg leert kennen naar die huizen, waar hij ziel en lichaam gaat bezoedelen’ [4]
Woordherkomst
Ontleend aan Middelfrans goust "smaak" (= Occitaans gost, mod. Frans goût), dat uiteindelijk teruggaat op Latijn gustus "smaak". [1] [2]
Gepubliceerd op 19-10-2020
goest(e)
betekenis & definitie