gerechtelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. door degeen die uitmaakt wie er volgens de wet gelijk heeft, uitgevoerd door het gerecht
♢ Hij had het boek geleend uit de bibliotheek van het Huis van Bewaring in Utrecht, waar hij, verdacht van doodslag op zijn hospita, al bijna zes maanden had gewacht op de uitslag van het gerechtelijk vooronderzoek.
2. van degeen die uitmaakt wie er volgens de wet gelijk heeft, betrekking hebbend op of behorend tot het gerecht
♢ Een baljuw kon als gerechtelijk ambtenaar in een bepaald rechtsgebied optreden als vertegenwoordiger van de landsheer.
3. bij degeen die uitmaakt wie er volgens de wet gelijk heeft, voor het gerecht
♢ Hierop vertrekt Gauvain richting Escavalon, om daar de aanklacht in een gerechtelijk duel te weerleggen.
gerechtelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. (verouderd) rechtvaardig, rechtmatig, terecht
♢ Maar neemt men het (…) voor een zeil, gebruikelijk toe het oprechten van tenten en paveljoenen; zo heet het gerechtelijk wand, om de zelfde reden, waarom wy in de eerste plaatse zeiden, dat ook een muur of houten schot dien naam draagt.
Woordherkomst
afgeleid van gerecht met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: