geer - Zelfstandignaamwoord
1. (heraldiek) ieder van de gelijke driehoekige vakken die door gelijktijdig gebruik van een aantal hoofdlijnen ontstaan
♢ Een wapen zoals dat van Almere met acht geren wordt "gegeerd van acht stukken" genoemd.
2. spits toelopende strook stof of papier. Bv. Mercator's globes waren beplakt met bedrukte geren.
3. scheve zijde van een gebouw of stuk land
4. (Jiddisch-Hebreeuws) niet-joodse man die volledig is overgegaan tot het jodendom, proseliet
geer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geren
♢ Ik geer
2. gebiedende wijs van geren
♢ geer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geren
♢ geer je?
Woordherkomst
[4] Herkomst: Hebreeuws, letterlijk: 'vreemdeling, bekeerling'
Verwante begrippen
[4] geer tosjav, geer tsedek, gioret
Gepubliceerd op 14-11-2017
geer
betekenis & definitie