Gepubliceerd op 14-11-2017

geer

betekenis & definitie

geer - Zelfstandignaamwoord
1. (heraldiek) ieder van de gelijke driehoekige vakken die door gelijktijdig gebruik van een aantal hoofdlijnen ontstaan
Een wapen zoals dat van Almere met acht geren wordt "gegeerd van acht stukken" genoemd.
2. spits toelopende strook stof of papier. Bv. Mercator's globes waren beplakt met bedrukte geren.
3. scheve zijde van een gebouw of stuk land
4. (Jiddisch-Hebreeuws) niet-joodse man die volledig is overgegaan tot het jodendom, proseliet

geer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geren
♢ Ik geer
2. gebiedende wijs van geren
geer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geren
geer je?

Woordherkomst
[4] Herkomst: Hebreeuws, letterlijk: 'vreemdeling, bekeerling'

Verwante begrippen
[4] geer tosjav, geer tsedek, gioret