Gepubliceerd op 14-11-2017

ervoor

betekenis & definitie

ervoor - Voornaamwoordelijk bijwoord
(scheidbaar)
1. persoonlijk: vervangt *voor+het, *voor+ze
1. voor het doel, voor de reden
2. : Hij kreeg een prijs ervoor.
3. voor deze tijd
4. : Sinds 1813 is Nederland een koninkrijk. Ervoor was het een republiek