Gepubliceerd op 14-11-2017

eraan

betekenis & definitie

eraan - Voornaamwoordelijk bijwoord
(scheidbaar)
1. vervangt *aan het, *aan ze
Toen moest ook hij eraan geloven.
2. eraan gaan: doodgaan
3. eraan komen : al onderweg zijn
4. eraan komen fietsen, hollen, lopen enz: al onderweg zijn op de beschreven manier
5. eraan moeten geloven: je ergens bij neer moeten leggen, overlijden
6. eraan toegaan: hoe iets gebeurd
7. eraan toezijn: hoe de conditie van iemand is, ergens behoefte aan hebben
8. eraan zijn: moe zijn
9. met alles erop en eraan: helemaal compleet

Woordherkomst
samenstelling van er en aan