Gepubliceerd op 14-11-2017

eigenaar

betekenis & definitie

eigenaar - Zelfstandignaamwoord
1. iemand wiens bezit iets is
- Hij is de eigenaar van zijn eigen huis.
- Bewoners van de Kralingse Kettingstraat mogen de door henzelf bedachte inrichting van de straat realiseren. Ze ondertekenden deze week een zelfbeheercontract waarmee ze ‘eigenaar’ werden van een straatdeel. De bewoners, onder wie initiatiefnemer Ernest van der Kwast, gaan een parkeerterrein omtoveren tot groene speel- en ontmoetingsplek. Er komen nog vijf ‘droomstraten’.

Woordherkomst
Afgeleid van eigen met het achtervoegsel -aar
Naamwoord van handeling van eigenen met het achtervoegsel -aar