Gepubliceerd op 10-11-2017

branden

betekenis & definitie

branden - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord brand

branden - Werkwoord
1. absoluut verteerd worden door vuur
De kaars brandde de hele nacht
2. (ov) aan vuur blootstellen, roosteren
De koffie werd er vrij licht gebrand.
3. (ov) als brandstof gebruiken
De olie die daar gebrand wordt, stinkt.
4. verwonding door hoge temperatuur
Hij heeft zijn handen gebrand.
5. aan zijn (van wat in het verleden gepaard ging met vuur)
De ledlamp brandt zonder warm te worden.
De elektrische kachel brandt op maximale kracht.
6. een nieuwe CD of DVD maken
Kun je een illegale kopie branden van deze nieuwe film?

Uitdrukkingen en gezegden
Branden als een fakkel
zeer fel branden
Branden als een lier
een heel erg hevige brand
♦ Bang zijn zich aan koud water te branden
erg voorzichtig zijn
♦ Ergens op gebrand zijn
iets heel erg fijn vinden en ernaar streven
♦ Zijn vingers branden
ergens mee bemoeien en daardoor zelf in moeilijkheden komen