bouw - Zelfstandignaamwoord
1. het doen verrijzen van huizen, bruggen enz.
♢ De bouw van de piramiden heeft ongetwijfeld veel voeten in de aarde gehad.
2. het bouwbedrijf
♢ Hij is in de bouw gaan werken.
3. het bouwterrein
♢ Het is ten strengste verboden op de bouw zonder helm aanwezig te zijn.
4. de wijze waarop iets gebouwd is, bouwwijze
♢ Deze kerk heeft een schitterende bouw.
5. de aanbouw, het telen (van gewassen)
6. explotatie
bouw - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bouwen
♢ Ik bouw
2. gebiedende wijs van bouwen
♢ bouw!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bouwen
♢ bouw je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: