Gepubliceerd op 04-12-2017

huizen

betekenis & definitie

huizen - Werkwoord
1. (inerg) wonen, aanwezig zijn
Het zat eruit alsof er al enige tijd in deze kamer werd gehuisd.
2. (ov) een verblijfplaats verschaffen
Het geschut werd gehuisd in een nieuw, versterkt betonnen emplacement.

huizen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord huis

Synoniemen
resideren
gevestigd zijn