bocht - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) van richting veranderende, gebogen weg of pad, kromming
♢ Hij ging veel te snel door de bocht.
2. (f)/(m) een brede baai aan de kustlijn
♢ De Australische Bocht.
3. (n); drank of substantie van slechte kwaliteit
♢ Dat brouwsel is echt bocht.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van buigen met het achtervoegsel -t [1-2]
Van Middelnederlands becht, bacht drek. [3]
Uitdrukkingen en gezegden
♦ je in allerlei bochten wringen
op een erg ingewikkelde, moeilijke manier je doel bereiken
♦ te kort door de bocht gaan
veel te snel en makkelijk tot een conclusie komen (die dan ook fout is)
Gepubliceerd op 30-10-2017
bocht
betekenis & definitie