Gepubliceerd op 30-10-2017

blauw

betekenis & definitie

blauw - Zelfstandignaamwoord
1. (kleur) de primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet
Dat blauw ziet er best mooi uit.
Blauw is de kleur van de hemel en de Middellandse Zee.

blauw - Bijvoeglijk naamwoord
1. (kleur) de kleur blauw hebbend
Dat lijkt wel een blauw huis!

blauw - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwen
♢ Ik blauw
2. gebiedende wijs van blauwen
blauw!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwen
blauw je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ blauw gevroren

♦ iemand bont en blauw slaan