blaf - Zelfstandignaamwoord
1. het geluid van een hond
♢ Onze hond heeft een zware blaf, maar gelukkig is hij erg rustig.
blaf - Bijvoeglijk naamwoord
1. (verouderd) (17e eeuw) vlak, plat
blaf - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blaffen
♢ Ik blaf
2. gebiedende wijs van blaffen
♢ blaf!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blaffen
♢ blaf je?
Gepubliceerd op 30-10-2017
blaf
betekenis & definitie