bitter - Bijvoeglijk naamwoord
1. ter omschrijving van een vaak als onaangenaam ervaren smaak niet zout zuur of zoet
♢ Dat was een vieze, bittere drank.
2. zwaar te verduren
♢ In dat land is er nog steeds bittere armoede.
3. van teleurstelling blijk gevend waardoor ook boos
♢ Hij sprak mij aan met een bittere toon.
♢ Ik ben bitter in je teleurgesteld.
bitter - Zelfstandignaamwoord
1. (m) en (n) een bepaald soort sterke drank
♢ Lust je een bittertje?
2. (m) een meststof verkregen uit roet
bitter - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitteren
♢ Ik bitter
2. gebiedende wijs van bitteren
♢ bitter!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitteren
♢ bitter je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: