bingo - Zelfstandignaamwoord
1. (spel) kansspel, waarbij elke speler een eigen formulier met rijen nummers heeft en hierop die nummers aftekent die door een spelleider willekeurig worden getrokken en omgeroepen, totdat een speler een complete rij afgetekende nummers heeft en "Bingo!" roept
♢ In het buurthuis wordt dit weekeind een bingo georganiseerd.
bingo - Tussenwerpsel
1. een uitroep gebruikt door spelers van bingo om aanspraak te maken op een overwinning
2. een uitroep bij het vinden van iets waar naar men op zoek was
bingo - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bingoën
♢ Ik bingo
2. gebiedende wijs van bingoën
♢ bingo!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bingoën
♢ bingo je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: