Gepubliceerd op 02-11-2017

spel

betekenis & definitie

spel - Zelfstandignaamwoord
1. een bezigheid ter ontspanning volgens vaste regels met elementen als competitie, behendigheid, inzicht en kans
Hij speelde een spel op zijn gloednieuwe spelcomputer.

spel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spellen
♢ Ik spel
2. gebiedende wijs van spellen
spel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spellen
spel je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ (alles) op het spel zetten
inzetten met als doel om veel te winnen maar ook het risico lopen om veel te verliezen
♦ ongeluk in het spel, geluk in de liefde
wie pech heeft in iets onbelangrijks kan geluk hebben bij iets belangrijkers
♦ Alles op het spel zetten
alles inzetten en mogelijk alles verliezen
♦ Brood en spelen

♦ Buiten spel blijven
(willen) proberen niet betrokken te zijn
♦ Hoog spel spelen
veel/grote risico's nemen
♦ Niet om de knikkers, maar om het spel.
het gaat niet om het winnen, maar om het spel

Verwante begrippen
computer, denksport, dobbelen, game, puzzel