Gepubliceerd op 10-11-2017

beugel

betekenis & definitie

beugel - Zelfstandignaamwoord
1. (techniek) U-vormige metalen voorwerp (dan half-open) maar ook (metalen) ring
de loodgieter bevestigde de leiding met een beugel op de muur
2. verende en scharnierende ring tot sluiting van een fles
3. (medisch) hulpmiddel waarmee de stand van het gebit kan worden gecorrigeerd
4. (medisch) een uitwendig gedragen hulpmiddel ter correctie van standsafwijkingen of abnormale beweeglijkheid van gewrichten of van de wervelkolom
5. (elektrotechniek) stroomafnemer gebruikt door een trolleyvoertuig, pantograaf

beugel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beugelen
♢ Ik beugel
2. gebiedende wijs van beugelen
beugel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beugelen
beugel je?

Woordherkomst
afgeleid van het sterke werkwoord buigen met het achtervoegsel -el

Uitdrukkingen en gezegden
♦ Niet door de beugel kunnen
iets is verkeerd om te doen