beter - Bijvoeglijk naamwoord
1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van goed
♢ Het weer is vandaag zo slecht dat het morgen vast beter zal zijn.
2. gezond na ziekte
♢ Ik denk dat ik morgen beter ben, maar vandaag ben ik nog ziek.
beter - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beteren
♢ Ik beter
2. gebiedende wijs van beteren
♢ beter!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beteren
♢ beter je?
Verwante begrippen
[1] beteer
Gepubliceerd op 10-11-2017
beter
betekenis & definitie