Gepubliceerd op 31-10-2017

apart

betekenis & definitie

apart - Bijvoeglijk naamwoord
1. op zichzelf, afzonderlijk van het andere, afgezonderd, gescheiden, afzonderlijk
Er is een apart WikiWoordenboek voor vele talen, maar zij zijn alle aan elkaar verbonden door interwikilinks.
2. bijzonder, opmerkelijk, oorspronkelijk, origineel, exclusief, speciaal
Wat een apart jasje heb je aan!
3. buitenissig, excentriek, vreemd, raar, gestoord
Hij blijft een heel aparte man.

Verwante begrippen
afgelegen, afzonderlijk, geïsoleerd, los, terzijde, vaneen