apart - Bijvoeglijk naamwoord
1. op zichzelf, afzonderlijk van het andere, afgezonderd, gescheiden, afzonderlijk
♢ Er is een apart WikiWoordenboek voor vele talen, maar zij zijn alle aan elkaar verbonden door interwikilinks.
2. bijzonder, opmerkelijk, oorspronkelijk, origineel, exclusief, speciaal
♢ Wat een apart jasje heb je aan!
3. buitenissig, excentriek, vreemd, raar, gestoord
♢ Hij blijft een heel aparte man.
Verwante begrippen
afgelegen, afzonderlijk, geïsoleerd, los, terzijde, vaneen
Gepubliceerd op 31-10-2017
apart
betekenis & definitie