Gepubliceerd op 31-10-2017

anatomist

betekenis & definitie

anatomist - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) iemand die de ontleedkunde beoefent
In alle universiteiten van het land werd parallel onderzoek gevoerd: in Gent door Charles Van Bambeke (1829-1918), titularis van de leerstoel histologie van 1872 tot 1899, en door Hector Leboucq (1848-1934), hoogleraar anatomie van 1878 tot 1919; in Luik door Edouard Van Beneden, hoogleraar dierkunde vanaf 1870, en door Auguste Swaen (1847-1929), hoogleraar anatomie vanaf 1872; in Brussel door Joseph Sacré (1829-1915), hoogleraar anatomie vanaf 1872; in Leuven door de anatomist en zenuwkundige Arthur Van Gehuchten en door Jean-Baptiste Carnoy en Victor Grégoire.

Woordherkomst
van het Franse woord anatomiste

Synoniemen
anatoom
ontleedkundige