Gepubliceerd op 31-10-2017

aflopen

betekenis & definitie

aflopen - Werkwoord
1. ergatief eindigen, verstrijken
De termijn van deze overeenkomst loopt morgen af.
2. absoluut hellen
Deze vloer loopt een beetje af.
3. ergatief het klinken van een alarmsignaal
De wekker liep af, maar hij sliep er dwars doorheen.
4. door veelvuldig lopen verslijten of doen loslaten
5. een ruimte of uitgestrektheid in alle richtingen doorlopen

aflopen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord afloop

Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en lopen(werkwoord)