afgunstig - Bijvoeglijk naamwoord
1. iemand niet gunnen dat die iets heeft dat men zelf wil hebben
♢ Hij is nogal afgunstig, vooral op zijn buurman.
Woordherkomst
afgeleid van afgunst met het achtervoegsel -ig
Synoniemen
naijverig, kiftig, wangunstig
ijverzuchtig, jaloers, wangunstig
Verwante begrippen
jaloers, ijverzuchtig
Gepubliceerd op 31-10-2017
afgunstig
betekenis & definitie