Gepubliceerd op 31-10-2017

achteren

betekenis & definitie

achteren - Bijwoord
1. van ~ aan de achterzijde, vanaf de achterzijde
Het huis is van achteren opnieuw geverfd.
De agent werd van achteren aangevallen.
2. naar ~ in achterwaartse richting
Zij kamde haar haar naar achteren.
3. van voren tot achteren: geheel en al
Het schip werd van voren tot achteren overspoeld door de plotselinge golf.
4. (verouderd) ten ~: achterlijk, achterlopend
Deze klok loopt ten achteren.
Gij zijt ten achtren, Roen! Schud af die malle droomen!

Woordherkomst
Afleiding van achter met het achtervoegsel -en.

Antoniemen
voren