Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 03-08-2017

trui

betekenis & definitie

(de; -en) - dun tricot sportshirt met korte mouwen, syn. tricot: gele trui, gedragen door de leider van het alg. klassement in de Ronde van Frankrijk (sinds 1919), maar ook in de Ronde van Zwitserland en in de Ronde van Spanje (goudgeel, het ‘amarillo’); groene trui, gedragen door de leider van het puntenklassement in de Ronde van Frankrijk (sinds 1968); roze trui, gedragen door de leider van het alg. klassement in de Ronde van Italië (sinds 1931); oranje trui, gedragen door de leider van het alg. klassement in de Ronde van Nederland (tegenwoordig: ENECO Tour) (sinds 1948); paarse trui, gedragen door de leider van het puntenklassement in de Ronde van Italië (sinds 1931); rood-wit-blauwe trui, gedragen door de Nederlands kampioen (sinds 1888); rode trui, gedragen door de leider van het tussensprintklassement in de Ronde van Frankrijk (tussen 1983 en 1989); witte trui, gedragen door de leider van het jongerenklassement in de Ronde van Frankrijk (vanaf 1975, met onderbreking tussen 1989 t/m 1999); iem. uit de trui rijden, iem. een klassementstrui ontnemen door een goede uitslag te rijden; (fig.) voor een broek en een trui fietsen, voor een zeer laag, minimaal contract bij een ploeg rijden (lett.: alleen in ruil voor kleding).