(onovww; soleerde; h. gesoleerd) - alleen rijden
• De wedstrijd waarin hij Nederlandse successen zag: Zoetemelk, Kuiper, Winnen, Van der Velde. Waar hij Rooks zag schitteren, en Theunisse zag soleren naar Alpe d’Huez. (MARLE)
Herkomst: van It. solo (alleen)