Westfries woordenboek

Jan Pannekeet (1984)

Gepubliceerd op 20-04-2020

Wat

betekenis & definitie

vnw. Wat

1. Als onbep. vnw. staat ‘wat’ altijd in de plaats van iets.

Hei je nag wat kocht?

2. Als vrag. vnw. staat ‘wat’ dikwijls in de plaats van welk(e), wat voor (een).

Wat man het dat zoid? Op wat skoöl zitje? Wat boek lees je deer? Wat jas wou je antrekke?

3. Als betr. vnw. staat ‘wat’ vaak i.p.v. dat.

Hoe hiet ’t boek wat je deer leze? Dat peerd wat ie kocht het, is ’n slaander.

zegsw. wat jou! Zie wasjij. Mog. is de comb. ontstaan uit: wat is jouw mening.

Zo maar wat weze, van lagere stand zijn, tot het mindere soort behoren.

Bovenkarspelders zègge welders van Groötebroekers: da’s zö maar wat.