Wat is de betekenis van wat?

2025-04-26
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wat

I. vragend voornw., meestal zelfstandig gebruikt en naar zaken vragende: wat is dat? wat heb je daar? wat is er van uw dienst? ; zowel in de rechtstreekse vraag : hij vroeg: wat doet gijl, als in de indirecte: hij vraagt, wat gij doet; — watt, indirecte uitdrukking dat men iem. niet goed verstaan heeft en hem uitno...

2025-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wat

wat - Onbepaald voornaamwoord 1. iets, een beetje. Ik heb toch wat gewonnen! 2. enigszins Je ziet er wat vermoeid uit. wat - Vragend voornaamwoord 1. om naar een of meer zaken te vragen. Wat ete...

2025-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wat

wat - bijwoord, voornaamwoord, tussenwerpsel 1. niet veel, niet zo erg ♢ hij is nog wat klein 1. ze hebben heel wat kinderen [nogal veel] 2. als je niet weet of wil zeggen wa...

2025-04-26
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

wat

wat + voorzetsel: Aan wat kunt u zich ergeren? (waaraan). Met wat (waarmee), enzovoort — Om wat uur begint het? (Hoe laat?)

2025-04-26
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

wat

Meestal in de verbinding ‘ik weet niet wat’: een verouderd eufemisme voor de geslachtsdaad. Al opgetekend in de zeventiende eeuw in het werk van Cats.

2025-04-26
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

wat

De verwensing je kunt me wat! betekent thans ‘bekijk het maar, zoek het maar uit’ en drukt minachting en onverschilligheid uit. Daarnaast kennen wij in het hedendaags Nederlands de vloek krijg nou wat!, die staat voor woede, verbazing, ongeloof e.d. In Den Haag komt als versterkte variant nog voor krijg het vuige nou wa...

2025-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

wat

vragende en betreklike vw.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wat

pron., hwat; — voor (een), hoe’n(ien), hoe’n(ent), hokfoar, hokker; — niet al, hwat al net; — blief?, hwat sei?, hwat(te)?