Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Indigo

betekenis & definitie

Afkomstig van Indigofera Amil L. en andere soorten. Fam.

Papilionaccae. Heester uit tropisch Azië afkomstig, die in zijn groene deelen een vocht bevat, waaruit onder den invloed der lucht zich de blauwe verfstof afzet onder den naam van indigo bekend. In Suriname werd de indigo-heester reeds in 1708 gekweekt. (Essai historique, I, 72). Van 1710-1723 werd ± 4400 pond naar Nederland uitgevoerd. De mededeeling van Hartsinck (II, 742), dat de cultuur veel later uit St. Domingo zou zijn ingevoerd is dus niet juist (zie ook Stedman, Reize naar Suriname, Amst. 1800, III, 298-303).

De teelt, die nooit veel beteekend heeft, is spoedig verdrongen door die van de koffie. Later is zij weer ter hand genomen, zonder betere uitkomst. In 1834 worden nog 3 plantages vermeld, n.l. A la bonne Heure, Hannover en De twee Kinderen. De inlandsche naam van laatstgenoemde plaats, Blaugron (de blauwe grond) herinnert nog aan deze cultuur, terwijl men in de Tawajakoerakreek (Boven Para) nog den naam Indigoveld vindt.Indigo groeide het best op losse kleigronden; vandaar, dat eenige der ondernemingen in het Paradistrict gelegen waren. Volgens Hostmann, Over de beschaving van negers in Amerika, Amst. 1850, I, 288 werd de cultuur ook aan de oevers van de Tempatiekreek gedreven. Men kon 4a5 maal per jaar de

planten afsnijden; daarbij werd gerekend op 5000 K.G. blad per snit per akker, wat 10 K.G. indigo beteekende of 50 K.G. per jaar per akker. Een der Surinaamsche fabriekjes heeft met stoom gewerkt, maar de inrichting schijnt niet deugdelijk geweest te zijn. De prijs van het Surinaamsche productwas niet hoog; ze bedroeg in 1829 te Amst. ƒ6 per pond, tegen ƒ10 de eerste kwaliteit. De uitvoeren waren zeer gering en onregelmatig. In 1830 werd 2500 K.G. uitgevoerd.

Men vindt de plant thans verwilderd in de savannes van Para.

Op Curaçao, waar men de plant Jeerba di seis noemt, moet er in de 17de en de 18de eeuw een belangrijke indigo-cultuur geweest zijn. Volgens J.H.J. Hamelberg, De Nederlanders op de W.I. Eilanden (Benedenw. Eilanden) Amst. 1909, blz. 85 heeft Doncker (1673-1679) de eerste indigowerken aangelegd. In een verslag van 1817 van den gouv.-gen.

Kikkert - medegedeeld door Dr. J. de Hullu in de Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned.-Indië, deel 67 (1913) - leest men dat ‘men naauwelijks eene plantagie, die van eenig aanbelang is, op het eiland ziet waar nog niet duidelijk alle de overblijfselen van de indigobereiding, als groote en wel gemetselde bakken met hunne pijpen, goten, enz. voorzien, te vinden zijn.’ Ook kwam de plant overal verwilderd voor.