Kappler, Surinam, vermeldt dat personen van tooverij, wisi (zie aldaar) beschuldigd bij de Boschnegers aan een soort godsoordeel worden onderworpen. De beschuldigde moet n.l. een door den granman (het groot-opperhoofd) zelf of onder zijn toezicht door de loekoemans (zieners) bereiden drank (libba, zie aldaar) innemen.
Ondervindt hij daarvan een schadelijke uitwerking, wordt hij ziek, krijgt hij zweren of praat hij in den slaap dan is zijn schuld bewezen en wordt hij tot den vuurdood veroordeeld, op een plank gebonden op het graf van den door hem gedooden (‘gewiesten’)persoon en met de voeten in het vuur geschoven en zoolangzaam verbrand. In later jaren schijnt deze strafoefening verzacht tot doodknuppelen. (Zie ook A.M. Coster, De Boschnegers in de kolonie Suriname, Bijdr. Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned. Indië, 3e volgr., 1e d, 1e st., 1866)