Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Evangelisch Luthersche Gemeente

betekenis & definitie

SURINAME.

Reeds vroeg was het aantal Luthersche Protestanten in Suriname vrij aanzienlijk. Nog in 1740 werd hun verboden godsdienstoefeningen te houden, doch in het volgende jaar kregen zij vergunning om een kerk te bouwen, en deze werd in 1744 ingewijd. Ds. Johannes Pfaff van Zaandam kwam in 1742 als eerste predikant tot de gemeente over. Sedert dien tijd had de Luth. Gemeente meestal een, soms echter ook twee predikanten, maar dikwijls was het ambt onvervuld.

Ook had de gemeente met groote finantieele moeilijkheden te kampen, die zelfs door schenkingen en erflatingen niet konden worden overwonnen. In 1757 gaf het gemeentelid Knöffel 250 akkers land, gelegen aan de Beneden-Commewijne, ten geschenke, waarop de gemeente een koffie-plantage begon aan te leggen. Deze onderneming is haar echter duur te staan gekomen, want, mede door wanbeheer, bracht ze haar steeds dieper in schulden. In 1762 schonk hetzelfde lid Knöffel een fraai nieuw orgel, dat in 1832 door den grooten brand met het kerkgebouw verwoest werd. Twee jaren later was de nieuwe kerk in zooverre gereed, dat ze in gebruik kon worden genomen (zie HERV. GEMEENTE).

Tegenwoordig telt de Ev. Luth. Gemeente ruim 3000 zielen, de districtsbewoners meegerekend. Ze heeft één kerkgebouw en één predikant, die, evenals de Hervormde predikanten, gouvernements-ambtenaar is en 6000 gld. traktement heeft. Haar reglement is in 1908 herzien, bij welke herziening een kiescollege is ingesteld, dat nu den Gouverneur een predikant ter benoeming voordraagt. Tevoren geschiedde dit door den kerkeraad, die uit kerkvoogden en armvoogden bestaat.

De Luth. Gemeente onderhoudt tegenwoordig geenerlei betrekking meer met de ‘Commissie tot de zaken der Protestantsche kerken in Oost- en West-Indie’. Zij is verplicht jaarlijks verslag uit te brengen aan den Gouverneur. Diaconie-fondsen bezit de gemeente niet, evenmin als kerkegoederen; voor hare weezenzorg ontvangt ze per jaar 3500 gld. uit de Koloniale kas (zie ARMENZORG). In geval van vacature wordt de dienst waargenomen door de beide Herv. predikanten, die daarvoor een toelage ontvangen. De Luth. Gemeente heeft haar Zondagsschool, haar zang- en naaicursussen, terwijl ze tevens deel uitmaakt van de Protestantsche Vereeniging

tot verpleging van lepralijders in de kolonie Suriname. Wat haar bestuur en haar inrichting betreft, is deze gemeente volkomen gelijk aan de Hervormde. De laatste predikanten waren steeds van de vrijzinnige richting. In de kerk is achter den preekstoel een borstbeeld aangebracht van wijlen Ds. Steijnis.

Curaçao. In Febr. 1685 schreef Ds. Nicolaas Verkuyl op Curaçao aan de Vergadering van Tienen van de West-Ind. Comp., o.m. dat ‘met de comste van seeckere Luytersche predicant tusschen die van de Gereformeerde religie en de Luytersche gemeente aldaar waeren ontstaan verscheiden twisten ende oneenigheden’, en dat ‘bij de continuatie van de voornoemde Luytersche predicant verdere verwijderinge tusschen de opgesetenen vant gemelde eyland te vreesen stonde, in cas daerjegens niet en wierde versien.’ In hare resolutie van 11 April 1685 besloot de Vergadering van Tienen dat aangezien ‘den voornoemden predicant van de Luytersche gemeente buyten kennisse van dese vergaderinge sonder eenigh caracter nae Curacao vertrocken is’, de directeur van het eiland zou gelast worden om den bewusten predikant ‘in civiele en beleefde termen’ aan te zeggen dat hij ‘sigh met de eerste bequame occasie wederom van het eyland Curaçao sal hebben te retireren opdat daardoor de gemeene rust moge werden bevordert.’

Blijkbaar is dit een eerste poging geweest om op Curaçao een Luthersche kerkgemeente te vestigen.

Een vaste predikant werd eerst in 1757 aangesteld. De gemeente schijnt spoedig in ledental zeer te zijn toegenomen. Op een brief van den kerkeraad, houdende dat zij voorgenomen had een nieuwe kerk te bouwen en dat zij verzocht dat de eerste steen uit naam van de Vergadering van Tienen mocht worden gelegd ‘en de wapenen van Heeren Bewindhebberen voor de puye gestelt, mitsgaders eene milde gift tot bevordering van dat gebouw te erlangen’, werd door de vergadering van Tien van 15 Sept 1762 ‘goetgevonden en verstaan alle de voorschreven verzoeken te declineeren’.

In 1763 werd het nieuwe gebouw gesticht, dat door de Engelschen in 1804 werd in brand geschoten. Nadat een verzoek door de gemeente aan Koning Willem I in 1816 gedaan om de kerk van landswege te doen herbouwen was afgewezen, kwam in 1825 eene samensmelting der gemeente met de Protestantsche tot stand, bekrachtigd bij K.B. (Zie Publ. van 1825, nos. 91 en 92).

Litt. Hartsinck II - J.H. Hering, Beschr. v.h. eiland Curaçao. Amst. 1779,- C.M. Moes, Gesch. der Evang. Luth. Gemeente in Suriname, Tijdschr. ‘West-Indië’, 1858, II. - J.

Wolbers, Gesch. van Suriname, Amst. 1861. - Fred. Oudschans Dentz, Geschiedk. aanteekeningen over Suriname en Paramaribo. Param. 1911. - De eerste stigting en planting der Luthersche gemeente op het eyland Curaçao, plegtig gevierd op den 2 October 1757 ter gelegenheid van de eerste leer- en intreereden in hunne vergadering gehouden door Johan Georg Muller. Leeuwarden 1789. - S. van Dissel, Curaçao, Leyden 1857. - G.J. Simons, Beschr. v.h. Eiland Curaçao, Oosterwolde 1868.