Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Eugenia jambos

betekenis & definitie

L. (Syn. JAMBOSA VULGARIS D.C.) Fam. Myrtaceae. Pommmeroos, SUR. Plumrose, BOV.

E. Een vrij lage boom met donkergroene tot bruinachtige min of meer bolvormige kroon en smalle tot 15 cm. lange lancetvormige bladeren. De groote witte bloemen staan in eindelingsche of okselstandige tuilen. De vruchten zijn ongeveer bolvormig, 3-4 cm. in middellijn, met 4 blijvende samengebogen kelkslippen aan den top, van buiten bleekgeel of iets groenachtig. De plant wordt in Suriname gekweekt wegens de sterk naar rozen riekende vruchten, die rauw gegeten worden. Ook in Oost-Indie, vooral op Java veel gekweekt onder den naam Djamboe-ajer-mawar. Vaderland niet precies bekend, vermoedelijk O.-Indië.

Oude kultuurplant. In Suriname heerscht (of heerschte) de meening dat het eten der vrucht lepra veroorzaakt.