Bth. Fam.
Leguminosae. Zwarte kabbes, SUR. Een boom waarvan het hout als bouwhout gebruikt wordt. Het gelijkt veel op Bruinhart en wordt er soms voor verkocht.tweevleugeligen, eene orde van insecten, waartoe de vliegen (N.E.: frei-frei) en muggen behooren. Zij hebben eene volkomen gedaanteverwisseling en twee vliezige voorvleugels, terwijl twee gesteelde knopjes (zoogenaamde kolfjes) de plaats der achtervleugels innemen. De monddeelen zijn zuigend en bestaan uit een buisvormige onderlip, die als zuigscheede dienst doet en waarbinnen de kaken in den vorm van stiletten besloten zijn. De pootlooze larven (maden) hebben zeer uiteenloopende leefwijzen. De poppen zijn soms bedekt, d.i. de uitwendige organen van het volkomen insect zijn slechts aangeduid, soms vormt zich de pop binnen de verharde lichaamshuid. In het laatste geval heeft de pop den vorm van een tonnetje, waaruit het volkomen insect te voorschijn komt, door het afvallen van een kapvormig dekseltje.
De Diptera van West-Indië zijn nog slechts zeer onvoldoende bekend, hetgeen vooral te wijten is aan hun veelal teeder maaksel, dat eene voldoende conservatie verhindert. Vele der voor menschen dieren lastigste en gevaarlijkste insecten behooren tot deze orde en nog telkens neemt het aantal ziekten toe, die aan den steek van tweevleugelige insecten worden toegeschreven.
Uiterst teer is de bouw der CULICIDAE of muggen, gekenmerkt door lange, veelledige, bij het mannetje veelal fraai gepluimde sprieten en een langen vooruitstekenden zuiger. Hiertoe behooren de steekmuggen, vooral in de tropen muskieten genoemd (N.E. maskita; KAR. krapana; N.E. en KAR. makoe (in het bijzonder Anopheles); AROW. hanijoe, arakahanijoe), de grootste plaag der heete gewesten. Allerlei bloedzuigende muggen worden met den naam muskieten bestempeld, zoowel de malaria veroorzakende ANOPHELES-soorten, als de aan onze gewone Europeesche steekmuggen verwante muggen van het geslacht CULEX en de Stegomyia fasciata, de oorzaak der gele koorts en zelfs de minder gevaarlijke, maar misschien lastigste van allen, de tot het geslacht SIMULIUM behoorende kriebelmuggetjes, die in Suriname mompieren genoemd worden (N.E. mampira, KAR. mapiri, AROW. itikape, PAP. Wienpiri). Steeds zijn het alleen de wijfjes, die steken en bloedzuigen; de monddeelen der mannetjes zijn minder ontwikkeld, daar zij in den toestand van volkomen insect geen voedsel tot zich nemen.
Terwijl nu de verschillende vormen van malaria aan den steek van Anopheles-soorten en de gele koorts aan Stegomyia fasciata worden toegeschreven is eene Culex, althans in hoofdzaak, de oorzaak der filariosis of elephantiasis. De Anopheles brengt parasieten in het bloed, die tot de Protozoën, de Culex, die tot de draadwormen behooren; bij de gele koorts tast men nog steeds in het duister omtrent de naaste oorzaak der ziekte. Uitvoerig wordt de ontwikkeling dezer parasieten en al hetgeen daarmede in verband staat behandeld in J.J. Halfhide, Schadelijke insecten en dieren en de daardoor veroorzaakte ziekte-processen. Zesde gedeelte, 1911.
De muggen der geslachten Anopheles en Culex onderscheiden zich in tal van kenmerken van elkander; de meest in het oog vallende zijn dat de vleugels der eerste meestal gevlekt, die der laatste in den regel ongevlekt zijn, dat de pooten van Culex allen even lang en zoo lang als het lichaam zelf zijn, terwijl die bij Anopheles van het 1ste tot het derde paar in lengte toenemen en langer dan het lichaam zijn; en dat de onderkaakstasters ook bij het wijfje zoo lang zijn als de zuiger bij Anopheles, veel korter bij Culex, in den rusttoestand is het voorgedeelte van het lichaam van Anopheles schuin naar beneden, bij Culex evenwijdig aan de onderlaag gericht. De Stegomyia fasciata is eene zeer donker gekleurde mug met ongevlekte vleugels, met eene eigenaardige liervormige teekening van lichtgekleurde lijnen op het borststuk, en met witgeringde pooten, terwijl het 3de paar pooten bij het zitten altijd in de hoogte en in schommelende beweging wordt gehouden. Zij schijnt het talrijkst te zijn aan de zeekust. De kriebelmuggetjes van het geslacht Simulium zijn uiterst klein. Hun steek heeft ontsteking ten gevolge en kan zeer pijnlijk zijn, hun snuit is echter te kort om door de kleeding te kunnen heendringen; dit laatste is bij de vroeger genoemde muggen wel het geval. Eene veelal Simulium pertinax genoemde soort leeft verder van de kust en vooral aan zoete wateren, terwijl eene andere, die ik als Simulium nocivum, vind aangeduid, de algemeen bekende zandvlieg zou zijn, een bewoner der zandsavannen, waar zij in verbazend grooten getale wordt aangetroffen.
Geen van beide namen zijn echter in de tegenwoordige Dipterologie bekend en zelfs is het volstrekt niet zeker, dat de bedoelde soorten werkelijk tot Simulium behooren. Is de jawsvlieg, die de jaws of framboesia zou overbrengen, werkelijk een Simulium, zooals Kappler zegt, dan zou tot dit geslacht althans ook ééne direct schadelijke soort behooren.
Dat men voortdurend naar middelen zoekt om deze schadelijke muggensoorten te bekampen, ligt voor de hand. De ontwikkeling van allen heeft in het water plaats, die van Anopheles en Simulium meer in natuurlijke wateren, die van Culex en Stegomyia in alle denkbare waterverzamelplaatsen. Bij de verdelging der vertegenwoordigers van de beide laatste geslachten, zal dus groote zindelijkheid een niet te versmaden bondgenoot zijn. Een laagje petroleum of het kweeken van Azolla, het bekende watervarentje of andere dergelijke planten, waardoor het watervlak van de lucht wordt afgesloten, verhindert de ademhaling der larven en veroorzaakt daardoor hun dood. De beste verdelgers zijn zeker eenige kleine visschen, waarvoor vooral de todobéré, Gerardinus Guppii in aanmerking komt. Zie
D.G.J. Bolten. Visschen als muskietenverdelgers. Bulletin Dep. van Landbouw Suriname No. 19.
De steekvliegen of Tabanidae voeden zich, althans de wijfjes, evenzoo met het bloed van zoogdieren. Zij hebben korte drieledige sprieten en, even als de Culicidae, bedekte poppen, de kop is veelal zeer breed en heeft zeer groote oogen, vooral bij de mannetjes. De larven leven in het water of in de aarde en voeden zich met insecten en slakken. Verschillende soorten zijn voor het vee en de paarden een even groote plaag als hunne Europeesche verwanten.
Evenzoo korte drieledige sprieten, maar een tonnetje als pop vindt men bij de eigenlijke vliegen of Muscariae Hiertoe behooren de gewone huisvlieg en de vleeschvliegen. Terwijl de eerste in Suriname minder talrijk en minder lastig is dan in Europa, zijn de tweede daarentegen soms ontzettend algemeen en bedekken alle eetbare stoffen met een dikke laag. Ook de parasiet- of sluipvliegen worden tot deze groep gebracht; hare larven leiden een parasitisch leven, vooral in rupsen, maar ook in andere insecten; zijn zij in grooten getale aanwezig, dan kunnen zij door het dooden van schadelijke insectenlarven, hoogst nuttig wezen. Verder Chrysomyia macellaria, waarvan de larven bij menschen, paarden, muilezels enz. in de neusholte, voorhoofdsboezems, keelholte enz. voorkomen en overal de slijmvliezen doorboren, waardoor belangrijke verwoestingen kunnen ontstaan. Eindelijk behooren tot deze groep de Oestridae of horzels. Deze vliegen leggen hare eieren op de huid of aan de haren van allerlei zoogdieren, komen dan op eene of andere wijze in het lichaam en leven daar als inwendige parasieten en wel al naar de soort, in hunne maag of hun darmkanaal, in hunne neusholten, of in builen onder hunne huid, waar zij zich met de aldaar afgescheiden vochten voeden.
In Suriname zijn deze larven, vooral de laatste, algemeen bekend onder den minder juisten naam van muskietenwormen. Eene soort, Dermatobia noxialis, die vooral onder de huid van herkauwende dieren en jaguars is aangetroffen, leeft ook wel bij den mensch. Door uitknijpen zijn deze dieren in den regel gemakkelijk te verwijderen. In Suriname blaast men, vóór het uitknijpen, tabaksrook op de opening in de huid.
H.J.V.