Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Creool

betekenis & definitie

Over de beteekenis van dit woord is veel geschreven. De gewone is: een blanke bewoner van Zuid-Amerika en de West-Indiën, aldaar geboren uit Europeesche ouders.

Deze beteekenis is echter niet de geldende in de koloniën. Creool heet daaral wat er geboren is, mensch of huisdier; oorspronkelijk werden evenals in Brazilië, van waar het woord gekomen is (Port. crioulo, dat als adjectief ‘niet gekocht’ beteekent) alleen de slaaf in het huis zijns meesters en het dier op de plantage geboren zoo genoemd. Reeds bij Hartsinck, II, 899 leest men: ‘Nog hebben wij tot slaaven, die in onze volkplantingen uit slaaven gebooren worden, Creoolen genaamd, die men voor de beste en trouwste lijfeigenen houdt; men noemt ze Creoolen om hen te onderscheiden van de zoutwater Negers, welken naam men toeëigent aan alle slaaven die van Africa ingevoerd worden.’ Anthony Blom, Verhandeling over den Landbouw in de Colonie Suriname, Haarlem 1786, blz. 415 schrijft: ‘Creolen, naam die men in het algemeen aan alle de inboorlingen geeft; wanneer men van negers spreekt zegt men echter gemeenlijk Creolen negers; men geeft ook wel den naam van Kleine Creolen, aan de Neger- en Mulatte-kinderen.’

Mr. H.C. Focke, Neger-Eng. Woordenboek, Leiden 1855, geeft onder Krióro: ‘znw. kreool, inboorling: 2) bijv. nw. inheemsch; 3) de kinderen onzer slaven.’

F.A.C. Dumontier, Catalogus der afd. Nederl. Koloniën v.d. Intern. Kol. en uitvoerhandel tentoonst. te Amst. 1883, Leiden 1883. Groep I, blz. 152 zegt: ‘Creolen noemt men allen die in de kolonie zijn geboren’.

Men spreekt van creolen-paarden en creolen-vee, daarmede bedoelende in de kolonie geboren dieren, in tegenstelling van de ingevoerde.

Opmerkelijk is het dat men de Indianen niet tot de creolen rekent.

Zie voorts H.G. Dalton, The history of British Guiana, London 1855, Vol. I. blz. 314. - J. Wolbers, Geschiedenis van Suriname, Amst. 1861, blz. 185. - P.M. Netscher, Geschiedenis van de Koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, 's Grav. 1888, - Veth, Uit Oost en West, Arnhem 1889.