De machtigste der Surinaamsche stroomen, de grensrivier tusschen Nederlandsch en Britsch Guiana, ontspringt op nagenoeg 2° N.B. op een gebergte, dat op vele kaarten den naam van Akarai draagt. De Goeje (Zie AKARAI-GEBERGTE) betwist het bestaan van dit gebergte op die plaats en geeft, in overeenstemming met de Braziliaansche opvatting den naam Toemoekhoemak aan hetgeheele gebergte dat de waterscheiding vormt van de Braziliaansche rivieren en die van Fransch en Nederlandsch Guiana.
De rechterbronrivier, gewoonlijk Koeroeni genoemd, ontstaat uit de Aramatau, de Koetari en de Sipaliwini; de linkerbronrivier, de New River, die hoogstwaarschijnlijk als de hoofdrivier moet beschouwd worden, neemt op ± 3° 25' N.B. de Koeroeni op. Van dit punt stroomt de Corantijn, na op ± 3° 35' N.B. de uit het oosten komende Lucierivier te hebben opgenomen, in noordwestelijke richting tot 4° N.B., daarna in nagenoeg noordelijke richting om, even vóór zij den 5en breedtegraad bereikt, naar het oosten om te buigen, om daarna met eenige machtige kronkelingen noordwaarts stroomende bij 6° N.B. in den Atlantischen oceaan uit te wateren. Op 5° N.B. neemt zij nog de rechterzijrivier, de Kabalebo op. Machtige vallen, de Wonotobo- de Stanley- en de Frederik Willem IV- vallen, komen is deze rivier voor, die zich ook onderscheidt door haren grooten rijkdom aan eilanden, zoowel in den boven- als in den benedenloop.Over het algemeen stroomt de Corantijn niet door hoogland.
In zijne Reisen in Guiana und am Orinoko, Leipzig 1849, maakt Robert H. Schomburgk melding van het op sommige punten voorkomende verschijnsel, dat het water plotseling drie voet stijgt, welk verschijnsel door de Indianen Abapoeri, door de kolonisten Bore wordt genoemd.
De Corantijn werd reeds in 1596 door Keymis bevaren tot Oreala en in 1597 door Leigh en Ralegh tot aan den eersten val: in 1836 door Robert Schomburgk tot de Wonotobovallen, in 1843 door denzelfden: uit het brongebied der Essequebo over land gekomen zakte hij de Koetari en de Corantijn af; in 1871 door den geoloog C. Barrington Brown, die de rivier van de monding af opvoer, alle bronrivieren opnam en de NewRiver ontdekte (vermoedelijk dezelfde rivier als de Panivan Schomb. op de kaart na diens tweeden tocht vervaardigd;) in 1872 door J.F.A. Cateau van Rosevelt tot de Wonotobovallen; in 1885 door Dr. H.ten Kate tot Epira; in 1889 door het etat-major van Z.M. Bonaire, alleen de monding; in 1911 door C.C. Kayser, die de Lucie-rivier afvoer, zoo in de Corantijn kwam en deze opnam tot de monding, zonder de New River te hebben geëxploreerd.
De Corantijn is uiterst schaars bewoond. Plantages zijn er - behalve eenige op den Engelschen oever, geheel in de monding - nooit geweest. In het brongebied vindt men eenige kleine dorpen van Indianen. Aan den Engelschen oever een betrekkelijk groote nederzetting van Indianen op Oreala en iets verder zuidelijk eenige kleine dorpen. Voor het overige een vlottende bevolking van houtkappers en balatableeders. Niet altijd is de rechteroever zoo menschenleeg geweest. Van 1757-1763 hadden de Moravische Broeders er een belangrijken zendingspost onder de Indianen, Ephraïm geheeten; toen deze verlaten moest worden, vestigde de zending zich in 1764 iets zuidelijker, tegenover den toen tot Suriname behoorenden militairen post Oreala; deze zendingspost, de Hoop genoemd, bleef tot 1808 in stand; van 1812-1820 schijnt de post af en toe weer bediend te zijn geweest.
De Arowakken noemen de rivier Kolitin; op oude kaarten vindt men de namen Corentin, Correntine, Corretini en Coreinin.
Litt.: C. Quandt, Nachricht von Suriname und seinen Einwohnern, sonderlich den Arawacken, Warauen und Karaiben. Görlitz 1807. - Surinaamsche Staatkundige Almanak voor den jaare 1818, blz. 24. - Surinaamsche Almanak voor het jaar 1820, blz. 36. - Robert H. Schomburgk, Reisen in Guiana und am Orinoko. Leipzig 1814.
- J.H. Bernau, Missionary Labours in British Guiana, London 1847, blz. 67. - Richard Schomburgk, Reisen in British Guiana, Leipzig 1848, deel II, (waarin de beschrijving van Robert Schomburgk's tweede reis). - Dr. Henry G. Dalton. The History of British Guiana, London 1855,2e deel blz. 142-144. -C. Barrington Brown and J.G. Sawkins, Reports on the physical, descriptive and economic geology of British Guiana, London 1875. - C. Barrington Brown, Canoe and camp life in British Guiana, London 1876.- Dr. H. ten Kate, Compte rendu de la société de géographie, Paris 1886, blz. 108.-Dr. H.D. Benjamins, De grenzen van Nederlandsch Guiana, T.A.G. Dec. 1898. C.H. de Goeje, Verslag der Toemoekhoemak-Expeditie, T.A.G. 2e serie, dl. XXV, 1908, afl. 5. - J. W, IJzerman, Twee reizen van Paramaribo, een naar de Parima in 1718 en een naar Boven-Corantijn in 1720, T.A.G. 2e serie, deel XXVIII, 1911 afl. 4. - C.C. Kayser. Verslag der Corantijn-Expeditie. T.A.G. 2e serie, dl. XXIX, 1912. afl. 4. -.