Gijpen - voor-de-wind varend een achter de mast gevoerd zeil naar het andere boord laten overkomen. Om de manoeuvre uit te voeren wordt, door het inhalen van de schoot, de giek midscheeps getrokken tot de wind in de achterkant van het zeil pakt en het overblaast; daarbij wordt de schoot snel uitgevierd en intussen wordt snel roer gegeven om uit de koers lopen door oploeven te voorkomen.
Wordt de schoot onvoldoende aangehaald dan kan de giek tijdens de gijp opwippen en met het onderste deel van het zeil overkomen, terwijl het bovenste deel even blijft staan tegen want of zaling. Om deze Chinese gijp ongedaan te maken moet men door teruggijpen het zeil weer in de normale stand brengen. Bij koerswijziging t.g.v. onoplettendheid of zeegang, of bij draaiende wind, kan het zeil onverwachts met een klap overkomen. Daarbij kan letsel aan de opvarenden en schade aan de tuigage worden toegebracht; het jacht wil sterk oploeven en een lichte boot kan er door omslaan. Om zo’n klapgijp te voorkomen wordt op jachten vaak een → bulletalie opgetuigd. Bij harde wind kan men de risico’s verkleinen door zeil te minderen door middel van → geien en/of katten; ook kan men gijpen door overstag gaan.
