Een van de belangrijkste Russische componisten was Peter Iljitsch Tsjaikowsky (1840—1893). Eerst was hij staatsambtenaar, maar van 1863 af wijdde hij zich geheel aan de muziek.
Na de beëindiging van zijn studies aan het conservatorium te St. Petersburg, werd hij al in 1866 benoemd tot leraar aan het conservatorium te Moskou. Elf jaar bleef hij te Moskou als leraar werkzaam, maar toen Tsjaikowsky langzamerhand naam begon te maken als componist en een bewonderaarster, een schatrijke dame, wier naam hem zelf jarenlang onbekend is gebleven, hem een jaargeld had verstrekt, verliet hij het conservatorium om zich geheel aan de compositie te wijden. Later schonk de Russische Czaar hem bovendien een jaargeld.
Nu begon Tsjaikowsky ook als dirigent op te treden, eerst te Moskou en later ook buiten Rusland. Zijn loopbaan werd echter vroegtijdig afgesneden, doordat hij op 53jarigen leeftijd aan cholera overleed.
Tsjaikowsky was een vruchtbaar componist, wiens werk niet alleen in Rusland in hoge ere wordt gehouden, maar ook in het overige Europa veel populariteit heeft verworven. Hij schreef werken op elk gebied der toonkunst, o.a. zeven symphonieën (waarvan de Pathétique de bekendste is), vele composities voor piano alleen, 10 opera’s, 3 balletten, muziek bij drama’s, cantates, koren, veel liederen en kerkmuziek.